Het komt steeds vaker voor dat in familierechtzaken een bijzondere curator wordt benoemd.

Wat is zo’n bijzondere curator en wat doet hij of zij precies?

Afstammingszaken

In afstammingszaken wordt door de rechtbank altijd een bijzondere curator benoemd. Het afstammingsrecht regelt de familierechtelijke betrekkingen tussen ouders en kinderen en hun bloedverwanten. In afstammingszaken gaat het vaak om de vraag wie moet(en) worden gezien als de juridische ouder(s) van het kind. Juridisch ouder wordt men door de geboorte van een kind binnen het huwelijk, door adoptie, erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.

Rechtbank

In de bij de Rechtbank gevoerde procedures gaat het vaak om een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning, in het geval de moeder geen toestemming voor erkenning wil geven, of het gerechtelijk vaststellen van het vaderschap van een kind en ontkenning van bijvoorbeeld het vaderschap.

Advocaat

De bijzondere curator in afstammingszaken is een advocaat, die na onderzoek zelfstandig dient te beoordelen of dat wat verzocht is in het belang van het kind is. Ook kan een bijzondere curator zelfstandig, dus namens het kind een verzoek met betrekking tot zijn afstamming doen. Dit kan zelfs indien het kind erg jong is en nog niet kan aangeven wat hij wenst.

Procedure

Volgens vaste jurisprudentie en de wet is de bijzondere curator in afstammingskwesties exclusief bevoegd om het minderjarige kind in een juridische procedure te vertegenwoordigen. Deze bevoegdheid vervangt dus de vertegenwoordigingsbevoegdheid van beide ouders in de procedure.

De drie hoofdtaken van de bijzondere curator in afstammingskwesties zijn:

  • het nakijken van de internationale rechtsmacht en het toepasselijke recht;
  • de standpunten van de belanghebbenden inventariseren door het voeren van persoonlijke gesprekken;
  • het innemen van een standpunt over de gedane afstammingsverzoeken.

Verder dient de bijzondere curator zich uit te laten over de noodzakelijkheid van een DNA-test, indien partijen van mening verschillen over het vaderschap. Ook is de curator bevoegd een zelfstandig verzoek te doen namens het kind. Tot slot wordt van de bijzondere curator verwacht dat hij aanwezig is op de zitting.

Sinds september 2021 staat mr Marjo Linssen ingeschreven in het register van de Stichting Bijzondere Curator Nederland en bij de Raad voor Rechtsbijstand.  

Het komt regelmatig voor dat nadat partijen uit elkaar zijn een van de ouders met de kinderen naar elders wil verhuizen. Wanneer beide ouders gezag hebben over de kinderen dan is er toestemming nodig van de andere ouder voor een dergelijke verhuizing.

Ouders zonder gezag maar met een omgangsregeling zagen vaak kinderen naar het andere kant van het land vertrekken zonder dat zij daar veel aan konden doen.

Recent is er een uitspraak geweest in kort geding van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden die ouders zonder gezag wat meer inspraak lijkt te geven op een dergelijke ingrijpende verhuizing.

In deze zaak waren ouders het er over eens dat de vader gezag zou krijgen. Voor dat dit was geregeld verhuisde moeder met kind 160 km verderop.

Het hof overweegt dat de moeder, omdat zij het eenhoofdig gezag heeft, de bevoegdheid heeft om over de woonplaats van de minderjarige te beslissen. Deze bevoegdheid wordt echter begrensd. De moeder heeft de plicht om een ingrijpende verhuizing vooraf met de vader te bespreken. Daarnaast dient zij er voor te zorgen dat de band tussen de minderjarige en de vader niet in het gedrang komt.

Het Gerechtshof concludeerde dat er onvoldoende zicht is op de belangen van het kind (4 jaar). In afwachting van een Raadsonderzoek dient er in de situatie van het kind zo min mogelijk te veranderen. Kind moet dus -tot nader beslissingen in de bodemprocedure- terug naar oude omgeving en zal bij vader verblijven zolang de moeder niet terug verhuist.

Nu maakt een zwaluw nog geen zomer maar er lijkt beweging in te komen dat ook ouders zonder gezag inspraak krijgen over de woonplaats van hun kinderen.

De werkgever kan het arbeidscontract niet zomaar opzeggen als de werknemer hier niet mee instemt. Wel kan de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigen door opzegging via een ontslagprocedure bij het UWV of ontbinding door de Kantonrechter of het niet verlengen van een tijdelijk contract. Tenslotte kan de werkgever ook voorstellen het contract met wederzijds goedvinden te beëindigen.

Aanspraken werknemer

In geval van beëindiging van het contract kan de werknemer aanspraak maken op afgifte van de navolgende documenten:

  • Een eindafrekening;
  • Een neutraal of positief getuigschrift.

In geval van beëindiging van het contract kan de werknemer aanspraak maken op betaling van de navolgende bedragen:

  • Achterstallig loon;
  • Ten onrechte ingehouden bedragen op uw loon;
  • Verschuldigde toeslagen wegens gewerkte overuren, wegens gewerkte nachtelijke uren, wegens gewerkte uren op zaterdagen en/of zondagen en wegens gewerkte uren op feestdagen;
  • Opgebouwde doch niet opgenomen vakantiedagen;
  • De pro rato verschuldigde vakantietoeslag;
  • Loon over de geldende opzegtermijn;
  • Transitievergoeding.

Let op : voor verzoeken tot het toekennen van een transitievergoeding geldt een vervaltermijn van drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst.

Recht op WW-uitkering

In geval van beëindiging van het contract door opzegging door de werkgever of ontbinding door de kantonrechter heeft de werknemer recht op een WW-uitkering, tenzij de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Door akkoord te gaan met een voorstel van de werkgever tot beëindiging van het contract verliest de werknemer niet het recht op een WW-uitkering. Voorwaarde is wel dat duidelijk is dat het initiatief bij de werkgever ligt , er geen dringende aan de werknemer te verwijten reden is, dat de werknemer niet ziek is en dat rekening wordt gehouden met de opzegtermijn voor de werkgever.

Advies

Laat elke beëindiging van een arbeidsovereenkomst op een van de bovenstaande wijzen en ook ieder voorgenomen en/of gegeven ontslag al dan niet op staande voet toetsen door een arbeidsrechtjurist.

Gaat u trouwen of bent u getrouwd na 1 januari 2018 en heeft u geen huwelijkse voorwaarden bij een notaris afgesloten, dan bent u in beperkte gemeenschap van goederen gehuwd.

Dit geldt ook wanneer u een geregistreerd partnerschap aangaat. De situatie waarbij al het vermogen van beide partners op één hoop werd gegooid is hiermee op de schop gegaan. Maar wat houdt dit nu voor u in?

Beperkte gemeenschap van goederen.

De beperkte gemeenschap van goederen houdt in dat privébezittingen en schulden die u had vóór het huwelijk, ook tijdens het huwelijk van u privé blijven. Bij schenkingen en erfenissen maakt het met de komst van de beperkte gemeenschap van goederen niet meer uit of deze is ontvangen voor of tijdens het huwelijk, deze blijft ook van u privé. Alle bezittingen en schulden die u en uw partner al gezamenlijk hadden of hebben opgebouwd tijdens het huwelijk worden gemeenschappelijk en dienen gezamenlijk verdeeld te worden. Het maakt hierbij niet uit of de andere partner van deze bezittingen of schulden afwist. Vastleggen bezittingen en schulden Wanneer u gaat trouwen is het erg belangrijk dat u vastlegt welke bezittingen en schulden van u zijn en welke van uw partner zijn.

Scheiden

Mocht u gaan scheiden dan is dit nodig om te bepalen welke bezittingen van u zijn. Ook tijdens het huwelijk dient bijgehouden te worden welke bezittingen en schulden van u zijn en welke van uw partner. Dit kunt u doen door bijvoorbeeld bankafschriften, aankoopnota’s en notariële akten te bewaren. Wanneer u dit niet doet, en het huwelijk mondt uit in een scheiding, dan ziet de rechter alle bezittingen en schulden als gemeenschappelijk en worden deze bij helfte verdeeld. U heeft dan geen recht meer op uw eigen deel. Het draait dan ook allemaal om een ijzersterke administratie. Eigen woning of onderneming Wanneer u óf uw partner in het bezit is van een eigen woning of onderneming dan wordt aangeraden om uw persoonlijke situatie te bespreken om te bekijken wat voor u de beste optie is. Op die manier komt u niet voor verrassingen te staan.

Alternatief

Bent u het niet eens met de beperkte gemeenschap van goederen of wilt u zelf beslissen op welke manier u uw bezittingen en schulden verdeeld? Dan kunt u ervoor kiezen om te huwen op basis van huwelijkse voorwaarden. U kunt er dan bijvoorbeeld voor kiezen om te huwen in de oude algehele gemeenschap van goederen van vóór 2018.

Door de problemen rond het coronavirus zullen veel mensen er financieel minder goed voor komen te staan. Dit kan tijdelijk zijn, maar ook langduriger. Als u werkzaam bent als ondernemer, ervaart u wellicht nu al omzetverlies. Als ZZP’er krijgt u mogelijk minder opdrachten binnen en ziet u daardoor uw omzet dalen en uw winst afnemen. Wanneer u in loondienst bent, krijgt u mogelijk (tijdelijk) minder loon uitbetaald of verliest u op enig moment zelfs uw baan. Mogelijk raakt u in de problemen met de betaling van uw alimentatie. Of wellicht heeft u door de gewijzigde omstandigheden juist meer alimentatie nodig.

Verplichting

Als de verplichting tot betaling van alimentatie is opgenomen in een overeenkomst of beschikking van de rechtbank, dan moet de alimentatie in beginsel ook betaald worden. Stoppen met betalen zonder toestemming van de alimentatiegerechtigde is niet toegestaan. De alimentatie kan dan door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (“LBIO”) worden geïnd. Vooralsnog is het niet duidelijk hoe het LBIO hiermee omgaat, nu er in veel gevallen sprake is van overmacht of een financiële noodsituatie door de gevolgen van het coronavirus.

Gronden voor wijziging

Het wegvallen of verminderen van het inkomen is in beginsel reden voor wijziging van de alimentatie. De wet noemt een wijziging van omstandigheden als grondslag voor een mogelijke wijziging van de alimentatie. Een inkomenswijziging is dus aan te merken als een dergelijke wijziging van omstandigheden voor zover de draagkracht van de alimentatieplichtige hierdoor vermindert.
Wijziging van de alimentatie vanwege inkomensverlies of -vermindering is dus zeker mogelijk, zolang het verlies niet verwijtbaar of vermijdbaar is.

Rechtbank

Ter bestrijding van het coronavirus zijn de gerechten met ingang van dinsdag 17 maart tot en met 6 april 2020 gesloten. Dat betekent dat het aanbrengen van nieuwe zaken op dit moment niet wenselijk is. Urgente zaken gaan wel door. Dit zijn zaken waarin een rechterlijke beslissing niet uit kan blijven, omdat dit gevolgen heeft voor de rechten van rechtszoekenden. Bepaalde familiezaken zijn als urgent aangemerkt. Alimentatiezaken worden vooralsnog niet als urgent aangemerkt. Na 6 april 2020 komt hier wellicht verandering in.

Wees redelijk!

Het is voor iedereen een moeilijke tijd, waarin van ons gevraagd wordt om ons constant aan te passen. Maatregelen veranderen bijna dagelijks. Probeer daarom juist nu een beetje rekening te houden met elkaar. Wees redelijk en probeer met elkaar tot een oplossing te komen.

Advies

Geadviseerd wordt in onderling overleg tijdelijk een nieuw alimentatiebedrag af te spreken. Als deze crisis achter de rug is, kunnen de oude afspraken herleven, ofwel kan er een hele andere regeling getroffen worden.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of andere vragen neemt u dan gerust vrijblijvend contact op met Mr M.J.S. Linssen (linssen@koppelaarlinssen.nl).

Volgende jaar verandert de duur van de partneralimentatie voor nieuwe scheidingen. Per 1 januari 2020 wordt de duur van de alimentatie beperkt tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. De nieuwe wet geldt alléén voor echtscheidingen van na 1 januari 2020. Als op 1 januari 2020 al een verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend dan wel de hoogte van de partneralimentatie is vastgesteld, blijft de huidige wet gelden.

Naast de hoofdregel van een maximale duur van 5 jaar zijn er drie uitzonderingen te weten:.

1. Als er sprake is van jonge kinderen (uit het huwelijk voortkomend) dan eindigt het recht op partneralimentatie op het moment dat het jongste kind de leeftijd van 12 jaar bereikt.
2. Als op de datum van het indienen van het echtscheidingsverzoek het huwelijk meer dan 15 jaar heeft geduurd en degene die alimentatie ontvangt, bereikt binnen 10 jaar de AOW-leeftijd, dan moet de partneralimentatie tot de AOW-leeftijd worden betaald.
3. Als op de datum van het indienen van het verzoek tot echtscheiding het huwelijk meer dan 15 jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde is op 1 januari 2020 ouder dan 50 jaar, wordt de alimentatieduur beperkt tot 10 jaar.

Daarnaast vermindert vanaf 2020 geleidelijk de fiscale aftrek van partneralimentatie voor de alimentatieplichtige die in de hoogste belastingschijf valt. Deze laatste maatregel zal niet alleen nieuwe scheidingen treffen maar ook scheidingen van vóór 2020.

Zieke Werknemer

Als een werknemer twee jaar onafgebroken ziek is geweest, hoeft de werkgever geen loon meer te betalen. Sinds 2015 zijn veel van deze werknemers slapend op de payroll van hun werkgever blijven staan. Sinds dat jaar moet de werkgever een transitievergoeding betalen aan iedere werknemer, die twee jaar of langer bij hem gewerkt heeft en die het bedrijf van de werkgever op diens verzoek verlaat. Dat geldt dus ook als de werknemer het bedrijf verlaat na twee jaar ziekte.

Om te voorkomen dat na doorbetaling van loon gedurende 2 jaar tijdens ziekte ook nog eens een transitievergoeding moet worden betaald, ondernemen de meeste werkgevers geen stappen om het dienstverband te beëindigen, doch houden zij dit slapend in stand. Hieraan kleven echter behoorlijk wat risico’s. Als de werknemer plotseling herstelt en weer wel kan werken moet de werkgever opnieuw met de re-integratie starten. Bovendien loopt met het verstrijken van de tijd de transitievergoeding steeds verder op en wordt een toekomstig ontslag dus steeds duurder.

De Wet compensatie transitievergoeding

De Wet compensatie transitievergoeding bij langdurige ziekte van 11 juli 2018 lijkt de werkgevers echter soelaas te bieden. Op grond van deze wet kunnen zij per 1 januari 2020 een transitievergoeding, die is betaald aan de werknemer, die na twee jaar wordt ontslagen terug vragen van het UWV. Deze compensatie geldt voor arbeidsovereenkomsten, die na 1 januari 2015 zijn beëindigd wegens twee jaar ziekte. Door deze regeling heeft de werkgever geen enkel in rechte te respecteren belang meer bij het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Na het indienen van de Wet van 11 juli 2018 , houdende compensatie transitievergoeding bij langdurige ziekte, is in de rechtspraak dan ook meermalen beslist, dat de werkgever verplicht is om akkoord te gaan met een voorstel van de werknemer tot beëindiging met wederzijds goedvinden van de arbeidsovereenkomst van een werknemer en tot betaling van de transitievergoeding.

Vaststellingsovereenkomst

Weigert de werkgever hiermede akkoord te gaan, dan is een procedure onvermijdelijk. In plaats hiervan verdient het echter de voorkeur om na twee jaar ziekte afspraken met de werkgever te maken over het einde van het dienstverband, waaronder de afspraak tot betaling van de transitievergoeding. Deze afspraken kunt u dan laten opnemen in een vaststellingsovereenkomst. De werkgever kan vervolgens vanaf 1 april 2020 een aanvraag indienen bij het UWV tot teruggave van de transitievergoeding, die hij aan de langdurig zieke werknemer heeft betaald. Lukt het echter niet om afspraken te maken, dan dient de werknemer erop te letten, dat voor verzoeken tot het toekennen van een transitievergoeding een vervaltermijn geldt van drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst.

Ruzie over nalatenschap van bijna gelijktijdig overleden bruidspaar

Man en vrouw hebben elkaar leren kennen in een restaurant, waar zij beiden werkten. Na enige tijd zijn zij gaan samenwonen. Vervolgens hebben zij een woning gekocht. Op enig moment gedurende hun relatie zijn zij een geregistreerd partnerschap aangegaan. Vervolgens zijn zij getrouwd, zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Een dag na het huwelijk zijn zij op huwelijksreis vertrokken. Tijdens de huwelijksreis komen zij beiden te overlijden.

Deze twee verklaringen van de behandelend artsen geven geen eenduidig beeld over de tijdstippen waarop de man en de vrouw in het ziekenhuis zijn overleden.
De man en vrouw hebben geen testament nagelaten waarin zij over hun nalatenschap hebben beschikt. Over de mogelijkheid dat zij kort na elkaar zouden kunnen overlijden tijdens hun huwelijksreis hebben zij niet nagedacht. En dat kan hun niet kwalijk worden genomen.

Wettelijk kader

Als een overledene geen testament heeft opgesteld, bepaalt de wet wie erft. Artikel 4:10 lid 1 onder a BW bepaalt dat als de overledene een echtgeno(o)t(e) en/of kinderen heeft, dezen erven van de erflater. Indien de overledene geen kinderen of echtgeno(o)t(e) (meer) heeft, bepaalt artikel 4:10 lid 1 onder b BW dat de ouders en de broers en zussen van de overledene erven.

De rechtbank is van oordeel dat:

sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie: Partijen waren slechts twee weken getrouwd. Zij hebben niet in een testament hun wensen inzake hun nalatenschap vastgesteld. Als zij dat wel hadden gedaan hadden zij naar alle waarschijnlijkheid voor deze situatie iets anders bepaald dan de wettelijke regeling. Zij zijn op zeer korte termijn na elkaar aan een zelfde oorzaak overleden. Het onder deze omstandigheden vasthouden aan de wettelijke volgorde zoals opgenomen in artikel 4:10 sub a BW, waarbij het gehele vermogen van de man en de vrouw alleen bij de familie van de een terechtkomt, druist in tegen het rechtsgevoel en is, juridisch gezegd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Mag je zonder toestemming van de andere ouder met de kinderen verhuizen?

In het ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder zullen hebben. Ten aanzien van de zorgregeling hebben zij afgesproken – verkort weergegeven – dat de vader de minderjarigen in de oneven weken op maandagmiddag van school ophaalt en hen dinsdagochtend weer naar school brengt. Op de daaropvolgende vrijdagmiddag haalt de vader de minderjarigen van school en hij brengt hen op maandagochtend (in de even weken) weer naar school. Ook hebben partijen een achtervangregeling opgenomen, waarbij zij elkaars eerste aanspreekpunt zijn bij ziekte van de minderjarigen of de andere ouder;
– verder is in het ouderschapsplan de intentie opgenomen dat partijen in dezelfde regio zullen blijven wonen. In artikel 12 van het ouderschapsplan is vastgelegd dat de ouders in overleg treden bij een voorgenomen verhuizing en een dergelijke beslissing gezamenlijk nemen.

Moeder vraag in eerste instantie aan de Rechtbank toestemming om 200 kilometer met de kinderen te mogen verhuizen. De Rechtbank wijst het verzoek af.

Hoger beroep

Vrouw gaat in beroep bij het Gerechtshof van afwijzing verzoek vervangende toestemming verhuizing met de 2 kinderen naar woonplaats nieuwe partner, > 200 km van woonplaats man.
Zij deelt echter nu ter zitting mede dat zij zich daar zal vestigen ongeacht uitkomst appel. Hof bekrachtigt de beslissing: de verhuizing zal te ingrijpende gevolgen voor contact van kinderen met vader hebben. Maar nu het Gerechtshof geen toestemming geeft voor verhuizing met de kinderen zullen de kinderen vanaf het moment van verhuizing van moeder hun hoofdverblijf bij vader hebben.

Op 11 december 2018 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Herziening partneralimentatie.

 

Met dit wetsvoorstel – dat al in 2015 werd ingediend – wordt beoogd om de duur van de partneralimentatie terug te brengen van twaalf jaar naar maximaal vijf jaar.

Het grootste verschil met de huidige regeling is dat de duur van de partneralimentatie behoorlijk wordt beperkt, namelijk tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. Er zijn echter wel een aantal uitzonderingen:

1.als het jongste kind onder de 12 jaar is dan duurt de verplichting door tot het bereiken van de 12-jarige leeftijd;
als de alimentatiegerechtigde is geboren voor 1 januari 1970 en het huwelijk heeft in ieder geval 15 jaar geduurd, dan is er recht op 10 jaar partneralimentatie. Bedoeling is dat deze uitzondering vervalt 7 jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe wet;
2.als het huwelijk minimaal 15 jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde heeft binnen 10 jaar na de echtscheiding recht op AOW, duurt de alimentatieplicht tot de AOW-leeftijd;
3.het bereiken van de AOW-leeftijd betekent niet automatisch het einde van de onderhoudsverplichting;
4.afspraken over partneralimentatie kunnen niet rechtsgeldig in huwelijkse voorwaarden worden opgenomen.
en beroep op een hardheidsclausule blijft mogelijk indien de beëindiging zeer ingrijpend is.

De duur van het huwelijk wordt berekend over de periode vanaf de datum huwelijk tot aan de datum indiening verzoekschrift echtscheiding (en dus niet tot aan de datum inschrijving van de echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand).

De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2020.
Er is geen overgangsbepaling. De datum indiening van het verzoekschrift echtscheiding is bepalend voor de toepassing van de oude (huidige) wettelijke bepalingen, dan wel – bij indiening na (vooralsnog) 1 januari 2020 – de nieuwe regeling.

De Wet ligt nu voor aan de Eerste Kamer.