Nadat u de beslissing heeft genomen om niet meer verder te gaan met uw partner en te willen scheiden, komt er veel op u af. Als u kinderen heeft, wilt u de scheiding voor hen zo vlot en pijnloos mogelijk laten verlopen. Hoe doet u dat? Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft, moet de scheiding bij de rechtbank worden geregeld. Als er kinderen zijn, is een ouderschapsplan verplicht.

U heeft veel vragen en wilt daar zo snel mogelijk een antwoord op. Wij kunnen uw scheiding op een juridisch juiste manier laten verlopen. Hoe wij dit o.a. doen leest u in dit blog.

Advocaat inschakelen bij scheiding

Doordat u midden in een emotionele achtbaan zit, heeft u een gespecialiseerde advocaat nodig die de zakelijke kant kan beoordelen en up-to-date juridische kennis bezit. Het heeft altijd de voorkeur een scheiding in onderling overleg te regelen. De in overleg gemaakte afspraken blijken op de langere termijn voor meer tevredenheid te zorgen.

Dit onderlinge overleg kan worden gevoerd met één advocaat die voor u samen optreedt, maar kan ook worden gevoerd als beide partijen een eigen advocaat hebben. Dan worden er zogeheten viergesprekken gevoerd, om met elkaar te praten over de te maken afspraken. In overleg wordt dan een ouderschapsplan (afspraken rond de kinderen) en een convenant (financiële afspraken) opgesteld.

Scheiden en de kinderen

Soms lukt het niet om de scheiding in overleg te regelen, maar moet een rechter de beslissingen uiteindelijk nemen. Procederen betekent niet automatisch dat het een vechtscheiding wordt, integendeel. Wij vinden dat bij een scheiding de kinderen altijd voorop moeten staan en dat modder gooien een scheiding nooit makkelijker heeft gemaakt.

Ook nadat u al gescheiden bent, kunnen er conflicten zijn. Over de kinderen, of financieel. Soms zijn er geen afspraken over de financiën gemaakt en wilt u dat alsnog. Wij kunnen u daarbij van dienst zijn.

Juridische hulp bij scheiden

Zoals u heeft kunnen lezen komt er best wat kijken bij het goed regelen van een scheiding. Maak duidelijke afspraken en laat deze vastleggen. Zo gaat u samen goed uit elkaar en blijft de relatie met de kinderen ook goed. Heeft u besloten om uit elkaar te gaan en zoekt u juridisch advies? Kom dan vrijblijvend langs op ons kantoor in Waardenburg voor een informatief gesprek. Het eerste gesprek is kosteloos. Bel voor een afspraak.

Heeft u te horen gekregen dat u erfgenaam bent? Dan kunt u kiezen of en zo ja op welke wijze u de erfenis aanvaardt. Iedere erfgenaam dient zelf te beslissen of hij de erfenis wil aanvaarden of verwerpen.

Er zijn simpelweg drie mogelijkheden

  • Zuiver aanvaarden
  • Beneficiair aanvaarden
  • Verwerpen van de erfenis

Wanneer u nog niet zeker weet of u zuiver wilt aanvaarden? Pas dan op dat u zich niet als een erfgenaam gedraagt. Bijvoorbeeld door:

  • waardevolle spullen van de overledene mee naar huis te nemen
  • een schuldeiser te betalen met geld uit de nalatenschap;

Op het moment dat u door uw gedrag een erfenis per ongeluk aanvaardt, aanvaardt u de erfenis mét eventuele schulden. Denkt u bijvoorbeeld aan een geldlening of een hypotheek die hoger is dan de waarde van de woning. Het gevaar bestaat dan dat u die schuld uit eigen zak moet betalen.

Zuivere aanvaarding erfenis

Maakt u de keuze voor zuivere aanvaarding van de nalatenschap? Dan erft u alle bezittingen en schulden, samen met eventuele andere erfgenamen. De erfgenamen zijn ook samen verantwoordelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap. Hebt u eenmaal de erfenis aanvaard, dan kunt u niet meer op deze keuze terugkomen. Ook niet als er achteraf hoge schulden blijken te zijn.

Vermoedt u dat de nalatenschap vooral uit schulden bestaat en dat die schulden hoger zijn dan het bezit? Dan is het verstandig om de keuze te maken om de erfenis beneficiair te aanvaarden. Als een van erfgenamen beneficiair aanvaardt, moet de hele nalatenschap volgens bijzondere regels worden afgewikkeld.

Bij beneficiair aanvaarding moet in de meeste gevallen de wettelijke ‘vereffeningsprocedure’ worden gevolgd. Dat houdt in dat er eerst een boedelbeschrijving moet komen met een opsomming van alle bezittingen en schulden in de nalatenschap.

Bij alle vragen betreffende de verdeling van een nalatenschap kunt u contact met Koppelaar & Linssen advocaten opnemen

Vanaf 1 januari 2018 is het stelsel van de wettelijke gemeenschap van goederen vervangen door de beperkte gemeenschap van goederen. Dit houdt in dat echtgenoten die na 1 januari 2018 trouwen van rechtswege in een beperkte gemeenschap van goederen getrouwd zijn. Hierdoor zal vanaf de genoemde datum alleen het vermogen dat echtgenoten gedurende het huwelijk opbouwen c.q. hebben opgebouwd, standaard in de gemeenschap vallen. Het voorhuwelijks vermogen, giften en erfenissen vallen niet langer in de gemeenschap en behoren derhalve tot het privévermogen van de echtgenoten.

Een voorbeeld van wat er nog meer is gewijzigd. Vóór 1 januari 2018 was de uitsluitingsclausule een veel geziene bepaling in testamenten of bij giften. Door de uitsluitingsclausule op te nemen in een uiterste wilsbeschikking of bij de gift werd voorkomen dat de erfenis of gift in de gemeenschap van goederen valt. Voor huwelijken gesloten na 1 januari 2018 geldt de uitsluitingsclausule voor erfenissen en giften automatisch.

Voor ondernemers is er ook een en ander veranderd. In de wet is een nieuw artikel opgenomen. Ondernemingen die reeds bij het aangaan van het huwelijk bestaan, vallen niet in de gemeenschap.  Deze ondernemingen behoren tot het privévermogen van de echtgenoot-ondernemer. Wel is het zo, kort samengevat,  dat een echtgenoot die een onderneming drijft die buiten de beperkte gemeenschap valt, de winsten die tijdens het bestaan van die gemeenschap zijn opgebouwd en in de onderneming – na aftrek van het salaris – zijn gereserveerd, al snel aan de beperkte gemeenschap zal moeten vergoeden.

Zijn de nieuwe regels voor u voordelig of nadelig?  Dat hangt van uw persoonlijke situatie af. Uiteraard kunnen wij u altijd van advies voorzien.

Onze ervaringen als arbeidsrechtadvocaat
In arbeidszaken treden wij zowel op voor de werkgever als voor de werknemer. In veel van deze zaken worden wij geconfronteerd met ondeugdelijke dan wel onvolledige arbeidscontracten, die dikwijls ook nog nietige bepalingen bevatten. Meestal betreft het hier contracten, die zijn opgesteld door een niet- jurist of klakkeloos zijn gedownload van het internet. Het zal u niet verbazen, dat dergelijke contracten in de dagelijkse rechtspraktijk tot grote problemen leiden, waarvan meestal de werkgever het slachtoffer wordt.

Ook in ontslagzaken komen wij dikwijls werkgevers tegen, die zich niet laten bijstaan door een deskundig jurist op het gebied van het ontslagrecht. Sommigen menen deze zaken zelfs geheel op eigen kracht te kunnen afwikkelen. Menigmaal hebben wij de Kantonrechter in dit soort gevallen horen verzuchten, dat de werkgever zich heel veel tijd, energie en geld had kunnen besparen door tijdig een arbeidsrechtadvocaat in te schakelen. Nu ook in het Regeerakkoord het ontslagrecht ongemoeid wordt gelaten zullen we het ook in de komende tijd moeten doen met regelgeving, die zelfs door kenners als een waar doolhof wordt beschouwd. Met name werkgevers uit het midden- en kleinbedrijf raken hierin dikwijls volledig de weg kwijt met alle negatieve (financiële) gevolgen van dien.

Voorkomen is beter dan genezen
Iedere werkgever, die niet kan beschikken over een eigen P&O afdeling, doet er verstandig aan zijn arbeidscontracten te laten opstellen door een deskundig jurist doch op zijn minst vooraf te laten controleren door een deskundig jurist. Hetzelfde geldt voor overeenkomsten van opdracht en uitzendovereenkomsten, zoals pay-rollingcontracten, die in de rechtspraak al vrij snel als arbeidsovereenkomsten worden aangemerkt met alle negatieve gevolgen van dien. Ook bij het gebruik van zogeheten flexcontracten, draaideurconstructies en opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is juridische bijstand onontbeerlijk. Voorafgaande toetsing van de bepalingen van een arbeidsovereenkomst aan dwingendrechtelijke bepalingen en aan (algemeen verbindend) verklaarde CAO-bepalingen kan achteraf veel narigheid voorkomen. Ook in gevallen van opvolgend werkgeverschap, zoals bij verkoop van (een deel) van de onderneming, overname van een bedrijf of een reorganisatie, is het zonder meer raadzaam de bestaande arbeidscontracten (opnieuw) te laten bekijken.

Bepalingen in de arbeidsovereenkomst, die in de dagelijkse praktijk nogal eens aanleiding geven tot geschillen, verdienen in het kader van deze toetsing extra aandacht. In dit verband kan worden gedacht aan het pensioenbeding, het studiekostenbeding, het boetebeding, het loonbeding, het concurrentie/relatiebeding, het wijzigingsbeding en het incorporatiebeding. Naast toetsing van de bepalingen in de arbeidsovereenkomst zelf verdient het uiteraard ook aanbeveling alle daarmee samenhangende regelingen, zoals een personeelsreglement, ziekteverzuim- en reïntegratieregelingen, vakantie- en verlofregelingen en rook- en internetgebruik protocollen, tegen het licht te houden.

Ontslagoperatie(s)
Zoals hiervoor reeds vermeld, is bijstand van een arbeidsrechtadvocaat in geval van een voorgenomen ontslag van een of meer werknemers zonder meer raadzaam. Met name in de complexere zaken is hij of zij is in staat de juiste weg te kiezen, waarlangs de arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden op zo kort mogelijke termijn en tegen zo laag mogelijke kosten kan worden beëindigd. Als geen ander kan hij of zij de werkgever behoeden voor de klemmen en valkuilen, die deze op zijn weg naar een bevredigend einde van het dienstverband aantreft. De sterke ontslagbescherming, die een werknemer in Nederland heeft, en het gecompliceerde ontslagrecht (zo kent de Nederlandse wet maar liefst vijf verschillende wijzen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen !) zouden voor iedere werkgever op zichzelf al een voldoende aansporing moeten zijn om een voorgenomen ontslag altijd even ter toetsing voor te leggen aan een arbeidsrechtadvocaat.

Bedenk bij dit alles voorts, dat de informatie, die over het ontslagrecht op internet is te vinden, een te onbetrouwbare en te fragmentarische basis biedt voor een bevredigend ontslag van een of meer van uw medewerkers. Wees er tenslotte bedacht op, dat werknemers heden ten dage goed geïnformeerd zijn over hun rechten. Meer nog dan vroeger zien wij dan ook, dat zij zich na een gegeven ontslag – al dan niet op advies van het UWV – wenden tot de rechtskundige dienst van hun vakbond, het Juridisch Loket, hun rechtsbijstandverzekeraar of een andere rechtshulpverlener. Een ontslag is op zichzelf al een lastige zaak, maar wordt nog veel lastiger als u als werkgever niet goed beslagen ten ijs komt.

Het inschakelen van een arbeidsrechtadvocaat
Koppelaar & Linssen Advocaten beschikt over veel kennis en (proces)ervaring in arbeidszaken. Wij zorgen steeds voor maatwerk, zowel in de fase van het sluiten van arbeidscontracten als in de fase van de beëindiging ervan, dat aansluit bij uw bedrijfsvoering. Bij notoir disfunctionerende werknemers schuwen wij een “harde”ontbindingsprocedure niet, doch in alle andere gevallen zullen wij altijd eerst proberen een correcte afvloeiingsregeling met de betrokken werknemer(s) te treffen.

Kosten
Hoe eerder u ons kantoor betrekt bij uw arbeidszaken, des te meer tijd, kosten en energie u zich uiteindelijk bespaart. Wij hanteren een transparante declaratiemethode onder toepassing van een concurrerend uurtarief. Om niet voor verrassingen te komen staan, verschaffen wij u gaarne een exemplaar van onze declaratiemethode voor bedrijven.

Wij staan u in al uw arbeidszaken graag met raad en daad bij!

Inleiding
Veel ondernemers hanteren algemene voorwaarden als zij een product of dienst aanbieden in de markt. Bekende standaard voorwaarden zijn onder meer de UAV, de BOVAG-voorwaarden, de Metaalunievoorwaarden en de Algemene Bepalingen Huurrecht Bedrijfsruimte. Bedrijven maken in de praktijk veelal gebruik van algemene voorwaarden, die zijn opgesteld door de brancheorganisatie waarbij zij zijn aangesloten. Ook treft men in de praktijk dikwijls algemene leverings- en betalingsvoorwaarden aan, die zijn ontleend aan – vaak reeds verouderde – standaard voorwaarden, die op internet zijn te vinden.

In mijn praktijk loop ik nog al eens aan tegen ondernemers, die in het geheel geen algemene voorwaarden blijken te hanteren dan wel algemene voorwaarden, die niet of nauwelijks aansluiten bij hun bedrijfsactiviteiten. Ook komt het nogal eens voor, dat sprake is van algemene voorwaarden, waarin bepalingen staan, die in strijd zijn met de wet. Veruit het belangrijkste probleem waar ondernemers in de rechtspraktijk tegenaan lopen bestaat echter daaruit, dat zij weliswaar over juridisch deugdelijke voorwaarden beschikken, doch dat deze niet van toepassing blijken te zijn op de contractuele relatie met hun wederpartij. In al deze situaties wordt de ondernemer ernstig belemmerd in de uitoefening van zijn rechten jegens zijn wederpartij en/of beschikt hij over onvoldoende middelen om zich met succes te verweren tegen een vordering van zijn wederpartij.

Remedie: “APK-keuring” Algemene Voorwaarden
Net als uw auto is het dan ook verstandig om ook uw algemene voorwaarden en met name de wijze waarop u hiermee in de praktijk van alle dag omgaat, periodiek op eventuele gebreken te laten controleren. Beschikt u helemaal nog niet over algemene voorwaarden, dan raad ik dringend aan deze zo spoedig mogelijk te laten opstellen en het gebruik daarvan op juiste wijze in uw bedrijfsvoering te implementeren. Als advocaat, die veelvuldig adviseert en procedeert over totstandkoming, uitvoering en beëindiging van contractuele relaties, beschik ik over de nodige kennis en ervaring om u ter zake hiervan bij te staan en te begeleiden.

Ik kan u daartoe het navolgende aantrekkelijke aanbod doen.

De door mij voor u te verrichten werkzaamheden
De door mij te verrichten screening van uw algemene voorwaarden omvat tenminste de navolgende werkzaamheden:

1. Onderhoud op mijn kantoor, waarbij ik samen met u na ga, of uw algemene voorwaarden (nog) wel aansluiten bij uw bedrijfsactiviteiten;

2. Juridisch technische toetsing van de algemene voorwaarden aan de toepasselijke wettelijke bepalingen. Indien nodig, het schrappen van nietige en/of onredelijk bezwarende bedingen en deze vervangen door wettelijk toegestane bepalingen. Indien nodig, het aanbrengen van onderlinge afstemming tussen garantiebepalingen en exoneratieclausules. Indien nodig, vervanging van onwerkbare jurisdictie en/of rechtskeuze bedingen door bepalingen, waarmee u in de praktijk uit de voeten kunt;

3. Tekst en uitleg over de wijze, waarop u de algemene voorwaarden volgens de wet en de jurisprudentie van toepassing kunt doen zijn op de transacties, die u met uw klanten sluit. Advies over methoden waarmee u kunt voorkomen, dat u gebonden wordt aan de algemene voorwaarden van uw opdrachtgevers;

4. Schriftelijke advisering over de onder 2. en 3. genoemde onderwerpen.

Kosten
Het verrichten van de hiervoor vermelde werkzaamheden kan ik u aanbieden tegen een vast bedrag van € 250,= exclusief BTW. Mocht u thans nog geen algemene voorwaarden hanteren, dan ben ik gaarne bereid deze na een onderhoud op mijn kantoor voor u op te stellen tegen een nader overeen te komen vast bedrag.

Vertrouwende u hiermede een passend aanbod te hebben gedaan, waarmee u uw voordeel kunt doen, verblijf ik,

Met vriendelijke groet,

R.A.D. Koppelaar

De toekomstige verhoging van de competentiegrens
Naar verwachting zal op 1 juli 2011 de wet van kracht worden, waarin wordt voorgesteld de Kantonrechter bevoegd te maken tot kennisneming van geldvorderingen tot een maximum bedrag ter hoogte van € 25.000,=. Zoals bekend, ligt deze grens momenteel op een bedrag van € 5.000,=.

Anders dan thans het geval is zal een schuldeiser vanaf 1 juli 2011 niet langer meer verplicht zijn een advocaat in te schakelen bij het langs gerechtelijke weg incasseren van geldvorderingen met een beloop van een bedrag tussen € 5.000,= en € 25.000,=. In theorie wordt de schuldeiser door de nieuwe wet dus in staat gesteld om zelfstandig zonder bijstand van een advocaat of deurwaarder bij de Kantonrechter te procederen over geldvorderingen tot een bedrag van maximaal € 25.000,=.

Goedkoop doe- het- zelven ?
De huidige praktijk wijst echter uit, dat bij het merendeel van de schuldeisers toch behoefte bestaat aan juridische bijstand van een deurwaarder of incasso-advocaat bij het gerechtelijk incasseren van geldvorderingen. Net als het geval is bij arbeids- en huurzaken, waarvoor ook geen rechtsbijstand door een advocaat is voorgeschreven, geldt ook voor incassozaken, dat de expertise van een advocaat onontbeerlijk is om deze zaken bij de Kantonrechter te leiden tot een succesvol resultaat. Menig werkgever, verhuurder of schuldeiser, die meent deze zaken wel zelfstandig te kunnen voeren, verdwaalt in een juridisch doolhof en is uiteindelijk veel duurder uit dan indien hij de zaak in handen zou hebben gegeven aan een advocaat.

De noodzakelijke bijstand door een incasso-advocaat
De behoefte aan deskundige rechtsbijstand van een in incassozaken gespecialiseerde advocaat zal nog sterker zijn bij de invordering van geldvorderingen met een beloop tussen € 5.000,= en € 25.000,=, die de nieuwe wet op het oog heeft. Dikwijls zal bij zaken met een dergelijk groot belang de behoefte bestaan eerst zekerheid te verkrijgen over de vraag of de debiteur voldoende verhaal biedt alvorens tot het aanspannen van – een met kosten gepaard gaande – procedure over te gaan. Deze zekerheid kan het beste worden verkregen door voorafgaande aan de procedure beslag te leggen op vermogensbestanddelen van de debiteur (zoals inkomen, woon- en/of bedrijfspanden, banktegoeden, inboedel en auto’s). Voor het leggen van dit zogeheten conservatoire beslag is echter toestemming nodig van de Voorzieningenrechter. Het verzoek tot het verlenen van deze toestemming kan uitsluitend door een advocaat worden gedaan.

Daarnaast leert de ervaring, dat geldvorderingen met een beloop tussen € 5.000,= en € 25.000,= ,veelvuldig door de debiteur worden betwist en worden beantwoord met – al dan niet uit de lucht gegrepen – tegenvorderingen. Het met succes in rechte weerleggen van de door debiteur opgeworpen verweren en het in rechte bestrijden van de door hem ingestelde tegenvorderingen maakt het inroepen van de bijstand van een incasso-advocaat, die over de nodige procesrechtelijke en civielrechtelijke kennis en ervaring beschikt, zonder meer noodzakelijk. Deze is immers bij uitstek in staat tot het opstellen van deugdelijke en juridisch goed onderbouwde processtukken. Bovendien is hij tevens de aangewezen persoon om de schuldeiser op de zitting bij te staan ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zaak ten overstaan van de rechter.

Het inschakelen van een incasso-advocaat
Koppelaar & Linssen Advocaten is lid van de Vereniging van incasso- en procesadvocaten (VIA) en als zodanig gespecialiseerd in het innen van geldvorderingen. Wij zorgen steeds voor maatwerk, dat aansluit bij uw bedrijfsvoering. Bij onwillige debiteuren hanteren wij zonder pardon de botte bijl, doch in alle andere gevallen zullen wij altijd eerst proberen een betalingsregeling met uw debiteur te treffen.

In nauwe samenwerking met uw afdeling administratie verzorgen wij voor u het gehele incassotraject. Van eerste schriftelijke of telefonische sommatie tot en met de executie van een eventueel vonnis. Wij zijn uw persoonlijke raadsman in incassozaken.

Helaas leert de ervaring, dat een debiteur inmiddels niet meer schrikt van een brief van een incassobureau of een deurwaarder. Meestal reageert hij echter wèl op een sommatie van ons kantoor. Anders dan een incassobureau of een deurwaarder mogen wij immers een procedure voeren voor geldvorderingen groter dan € 5.000,= (met ingang van volgend jaar voor geldvorderingen groter dan € 25.000,=), conservatoire beslagen leggen op de bezittingen van uw debiteur en diens faillissement aanvragen. Menig debiteur weet dan ook dat wij als incasso-advocaten niet alleen kunnen blaffen maar ook kunnen bijten.

Kosten
Hoe eerder u ons kantoor betrekt bij uw zaken, des te meer geld u uiteindelijk bespaart. Wij trachten de kosten van een incassozaak – dus ook onze kosten – altijd op de wanbetalende debiteur te verhalen. Wij hanteren een scherp incassotarief dat, met name als procederen noodzakelijk is, beneden de gangbare tarieven ligt. Om niet voor verrassingen te komen staan, treft u op deze website een overzicht van ons incassotarief aan.

Wij staan u in deze onzekere tijden graag met raad en daad bij!

Welkom bij de periodieke nieuwsbrief van Koppelaar & Linssen Advocaten. In een kort tijdsbestek bent u op de hoogte van uw rechten, plichten en (recente) juridische ontwikkelingen.

In onze nieuwsbrief worden de rechtsgebieden behandeld waarin wij gespecialiseerd zijn, namelijk: het Arbeidsrecht, Bouwrecht, Contractenrecht, Huurrecht en Personen- en familierecht. Daarnaast besteden wij ook aandacht aan onze succesvolle incassopraktijk.

Huurrecht
Huur van bedrijfsruimte; middenstandsbedrijfsruimte en overige bedrijfsruimte.
In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek heeft de wetgever de verhuur van bedrijfsruimtes in twee categorieën ingedeeld: de 290-bedrijfsruimte en de 230-bedrijfsruimte. Wat is het verschil?

Bedrijfsruimte ex art. 7:290 BW
Deze regeling ziet toe op de middenstandsbedrijfsruimte. Hierbij kan gedacht worden aan afhaal- en besteldiensten, cafés, hotels, kampeerbedrijven, restaurants en winkels. Dit type bedrijfsruimte wordt ook wel gemakshalve een “290-bedrijfsruimte” genoemd. Een dergelijke ruimte dient voor het publiek toegankelijk zijn en dienen voor de rechtstreekse levering van goederen en/of diensten.

Bedrijfsruimte ex art. 7:230 BW
De bedrijfsruimtes die niet vallen onder de omschrijving van art. 7:290 BW, vallen onder de categorie “overige bedrijfsruimtes”. Een dergelijke ruimte, ook wel aangeduid als een “230-bedrijfsruimte” heeft niet een voor het publiek toegankelijk deel.

Het belangrijkste verschil tussen de twee voornoemde typen is dat de 290-bedrijfsruimte door de wet veel bescherming wordt geboden ten opzichte van de 230-bedrijfsruimte. De wetgever achtte dit noodzakelijk, omdat de bedrijven vallen onder de categorie 290-bedrijfsruimte vaak afhankelijk zijn van de vestigingsplaats en van de investeringen die daaraan zijn gekoppeld. Deze huurder is vaak plaatsgebonden. Daarnaast bestaat de goodwill van een dergelijke onderneming vaak voor een (groot) gedeelte uit diens vestigingsplaats. De bescherming ziet er op toe dat de huurder van een 290-bedrijfsruimte de eerste tien jaar (zo goed als) verzekerd van het recht op huur. Al wordt wel vaak voor een huurovereenkomst voor de duur van twee keer vijf jaar geopteerd. In beginsel kan de huurder alleen, met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar, na de eerste vijf jaar de huurovereenkomst opzeggen. De verhuurder kan alleen opzeggen bij geen goed huurderschap van de huurder of wanneer de verhuurder (of zijn naaste familie) het pand zelf dringend nodig heeft. Bij een 230-bedrijfsruimte wordt de huurtermijn in onderling overleg overeengekomen en is de opzegtermijn gelijk aan de betalingstermijn, tenzij in de huurovereenkomst anders is bepaald. Een ander belangrijk verschil is dat de huurder van overige bedrijfsruimte (230-bedrijfsruimte) geen huurbescherming geniet. De verhuurder kan, met inachtneming van de opzegtermijn, zonder opgave van reden de huurovereenkomst van deze bedrijfsruimte opzeggen. Om de huurder de tijd te geven een nieuw onderkomen te vinden geniet hij wel ontruimingsbescherming.

Gezien het bovenstaande is het voor zowel de huurder als de verhuurder belangrijk dat duidelijk is wat voor type bedrijfsruimte het gehuurde betreft. Indien er discussie ontstaat over de kwalificatie van de huurovereenkomst dan is de titel bovenaan het huurcontract niet leidend. Bepalend is hetgeen verhuurder en huurder bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen hebben gehad in het kader van het gebruik en de bestemming van het gehuurde. Bij het opstellen van de huurovereenkomst is daarom ondermeer van belang dat het gebruik en de bestemming van het gehuurde concreet is beschreven.

Personen- en Familierecht
Curatele, bewind en mentorschap.
In Nederland is een ieder de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt meerderjarig. Vanaf dat moment is deze persoon handelingsbekwaam. Dit wil zeggen dat deze persoon zonder toestemming van ouders of voogd rechtshandelingen mag verrichten zoals het sluiten van een koopovereenkomst. Een meerderjarige is zelf verantwoordelijk wat hij of zij doet. Soms is echter iemand niet meer (geheel) in staat om zijn eigen belangen goed te behartigen. Om deze mensen te beschermen voor zichzelf, maar ook voor anderen -doordat zij misbruik van de situatie willen maken- biedt de wet drie beschermingsmogelijkheden: ondercuratelestelling, onderbewindstelling en mentorschap. Wat zijn de verschillen?

Mentorschap
De instelling van mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen niet (meer) kunnen behartigen. De mentor zal (zoveel mogelijk samen met de betrokkene) beslissingen nemen over onderwerpen als verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de betrokkene. Met een mentorschap wordt de betrokkene op het persoonlijke vlak beschermd. Niet ten aanzien van belangen die over geld en goederen gaan. Het verzoek tot mentorschap (en de benoeming van de mentor) gaat middels een verzoekschrift bij de rechtbank.

Onderbewindstelling
Bewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand (tijdelijk of blijvend) niet in staat zijn om hun financiële belangen (geld en goederen) te behartigen. Bewind, ook wel beschermingsbewind genoemd, kan wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden worden ingesteld. Soms kunnen ook specifieke goederen onder bewind worden gesteld. Over deze goederen mag de onderbewindgestelde niet zelfstandig (lees: niet zonder toestemming van de bewindvoerder bezwaren of vervreemden. Net als bij het mentorschap, dienen beslissingen van de bewindvoerder (zoveel als mogelijk) tezamen met de betrokkene worden genomen. Met een onderbewindstelling wordt het vermogen, dan wel een gedeelte daarvan, van de betrokkene beschermd. Een verzoek tot onderbewindstelling (en de benoeming van de bewindvoerder) gaat middels een verzoekschrift bij de rechtbank.

Curatele
De ondercuratelestelling is voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf (meer) kunnen behartigen en voor wie het beschermingsbewind en/of mentorschap niet volstaat. Hierbij kan worden gedacht aan gehandicapten, psychiatrisch patiënten, Alzheimer patiënten of mensen die verslaafd zijn. De curator behartigt de financiële en de persoonlijke belangen van de betrokkene (curandus). Een verzoek tot ondercuratelestelling (en de benoeming van de curator) gaat middels een verzoekschrift bij de rechtbank.

Personen- en Familierecht
Indexering alimentatie is met ingang van 1 januari 2016 met 1,3% omhoog.
Ontvangt u of betaalt u alimentatie na de echtscheiding? De bij rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst vastgestelde hoogte is vanaf 1 januari 2016 met 1,3% verhoogd. Deze verhoging wordt jaarlijks (op grond van artikel 1:402a BW) vastgesteld door de overheid waarnaar publicatie volgt in de Staatscourant. Deze verhoging geldt zowel voor de partneralimentatie als de kinderalimentatie. Deze verhoging treedt van rechtswege in werking, ongeacht de draagkracht en de behoefte van de alimentatiegerechtigde. Indien deze verhoging tot onredelijke uitkomsten leidt, dan kan middels een advocaat een verzoek bij de rechtbank tot verlaging van de alimentatie worden ingediend.

Welkom bij de periodieke nieuwsbrief van Koppelaar & Linssen Advocaten. In een kort tijdsbestek bent u op de hoogte van uw rechten, plichten en (recente) juridische ontwikkelingen. In onze nieuwsbrief worden de rechtsgebieden behandeld waarin wij gespecialiseerd zijn, namelijk: het Arbeidsrecht, Bouwrecht, Contractenrecht, Huurrecht en Personen- en familierecht. Daarnaast besteden wij ook aandacht aan onze succesvolle incassopraktijk.

Huurrecht
Het terugvorderen van onterecht betaalde bemiddelingskosten.
Wanneer een bemiddelingsbureau voor woonruimte een woning -die door de verhuurder wordt aangeboden- op zijn website plaats, treedt het daarmee op als bemiddelaar voor de verhuurder. Er is dan sprake van een bemiddelingsovereenkomst tussen het bemiddelingsbureau en de verhuurder. Op deze overeenkomst is de regeling van artikel 7:427 jo. 414 lid 4 BW van toepassing, zodat aan de consument-huurder geen bemiddelingskosten in rekening mogen worden gebracht. Als het bemiddelingsbureau toch een afspraak met de huurder heeft gemaakt, waarin is overeenkomen dat laatstgenoemde bemiddelingskosten dient te betalen; dan is deze afspraak ongeldig.

Na het bestuderen van diverse (algemene) voorwaarden van bemiddelingsbureaus zijn wij tot de conclusie gekomen, dat hierin vaak, dan wel in soortgelijke bewoording staat vermeld: ‘indien er tussen verhuurder en huurder een huurovereenkomst tot stand komt, dan is de huurder aan het bemiddelingsbureau een courtage verschuldigd gelijk aan één maand huur’.

De Hoge Raad heeft op 16 oktober 2015 beslist dat een dergelijke courtageafspraak in het onderhavige geval niet geldig is. Bij overtreding van dit verbod kan een huurder-consument zich op de ongeldigheid van deze afspraak beroepen met als gevolg dat het bemiddelingsbureau de reeds ontvangen courtage aan de huurder dient terug te betalen. Indien een bemiddelingsbureau toch aan de bemiddeling wenst te verdienen, dient zij alleen de verhuurder hiervoor kosten in rekening te brengen. Het tegelijkertijd ‘dienen van twee heren’ is immers niet toegestaan. Een dergelijke courtageafspraak is wel rechtsgeldig indien de website van het bemiddelingsbureau fungeert als ‘elektronisch prikbord’, dat wil zeggen dat de aspirant-verhuurder en –huurder rechtstreeks met elkaar in contact kunnen treden.

Personen- en Familierecht
Kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil gesteld.
Wanneer aan de rechter een verzoek tot verlaging dan wel nihilstelling van de te betalen alimentatie (een bijdrage in de kosten van levensonderhoud) wordt gevraagd en de rechter wijzigt de hoogte, dan gaat deze wijziging in beginsel in op de datum van het indienen van het verzoekschrift. Over het algemeen zijn rechters uiterst terughoudend met het toekennen van de mogelijkheid om de wijziging eerder in te laten gaan dan de datum van het verzoekschrift. Een verlaging c.q. nihilstelling met terugwerkende kracht heeft immers vergaande consequenties voor de alimentatiegerechtigde. De reeds ontvangen gelden zijn vaak immers al uitgegeven, al dan niet, aan levensonderhoud. Een terughoudende opstelling in de toekennen hierin is in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel verklaarbaar. Het (te veel) ontvangen bedrag aan alimentatie dient immers aan de alimentatieplichtige worden terugbetaald.

Ingevolge art. 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. In onderhavige uitspraak doet een man een beroep op dit wetsartikel. De man stelt, zakelijk weergegeven, dat zijn te betalen kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil moet worden gesteld.
De feiten zijn als volgt. Sinds 1 september 2009 betaalt de man kinderalimentatie. Op 27 december 2011 is de man door de rechtbank failliet verklaard. Vanaf deze datum is hij opgehouden met het nakomen van zijn verplichting tot het betalen van kinderalimentatie. De rechtbank heeft echter bepaald dat de man tot 23 april 2014 aan zijn verplichting tot het betalen van kinderalimentatie dient te voldoen. De man kan zich niet vinden in deze uitspraak en stelt dat de nihilstelling dient in te gaan op de datum van de faillietverklaring. Ter onderbouwing van zijn stelling legt hij twee argumenten ten grondslag. Als eerste argument voert hij aan, dat hij door zijn liquiditeit niet eerder in de gelegenheid was om een verzoek tot nihilstelling in te dienen. Ten tweede komt er aan de zijde van zijn ex-partner geen terugbetalingsverplichting, omdat de man vanaf de datum van het faillissement niets had betaald. De rechter gaf de man gelijk en oordeelde dat de kinderalimentatie vanaf 27 december 2011 met terugwerkende kracht op nihil werd gesteld.

Tot slot nog voor iedereen die de ophef over de kinderalimentatie en het kindgebonden budget gemist heeft nog kort de uitspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft beslist dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop de draagkracht van de ouders verhogen. Dat betekent dat het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop volgens de Hoge Raad niet in mindering dienen te strekken op de behoeft van het kind, maar bij de draagkracht van de ouder dient te worden opgeteld. Dit betekent dat veel berekeningen die zijn gemaakt en uitspraken die vanaf 1 januari 2015 zijn gewezen zouden moeten worden herzien.

Welkom bij de periodieke nieuwsbrief van Koppelaar & Linssen Advocaten. In een kort tijdsbestek bent u op de hoogte van uw rechten, plichten en (recente) juridische ontwikkelingen. In onze nieuwsbrief worden de rechtsgebieden behandeld waarin wij gespecialiseerd zijn, namelijk: het Arbeidsrecht, Bouwrecht, Contractenrecht, Huurrecht en Personen- en familierecht. Daarnaast besteden wij ook aandacht aan onze succesvolle incassopraktijk.

Algemeen verbintenissenrecht
Het gebruik van algemene voorwaarden; zo standaard is het niet!
Vaak hanteren bedrijven algemene voorwaarden zonder dat men deze heeft bestudeerd.
Begrijpelijk, omdat algemene voorwaarden niet uitnodigend zijn om te lezen.
Toch bevatten algemene voorwaarden bepalingen, die voor uw bedrijfsvoering van cruciaal belang kunnen zijn. Hierbij kan gedacht worden aan een beperking van de aansprakelijkheid, garanties, wijze en tijdstip van levering en de hoogte van buitengerechtelijke incassokosten bij zakelijke afnemers. Dat het opstellen en het regelmatig controleren van algemene voorwaarden de nodige aandacht verdient, blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 11 maart 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:1195).

In deze zaak was het volgende, kort samengevat, aan de hand.
Tempo-Team huurde een bedrijfsruimte voor een termijn van vijf jaar. In de huurovereenkomst was een bepaling opgenomen, inhoudende dat een overeenkomst met een opzegtermijn van één jaar kon worden opgezegd, welke opzegging bij deurwaardersexploot of aangetekende brief aan de verhuurder kenbaar moest worden gemaakt. Bij niet-tijdige opzegging zou het contract van rechtswege voor een termijn van vijf jaar worden verlengd.

Tempo-Team besloot om de huurovereenkomst op te zeggen. Hiertoe heeft zij vervolgens tijdig een deurwaarder ingeschakeld en gevraagd om bij exploot de huurovereenkomst namens haar op te zeggen. De deurwaarder heeft de opdracht van Tempo-Team bevestigd en aangegeven -met inachtneming van de opzegtermijn van één jaar en bij deurwaardersexploot- de huurovereenkomst op te zeggen. Gelijktijdig met deze opdrachtbevestiging heeft de deurwaarder verwezen naar de toepasselijke algemene voorwaarden van haar kantoor.

Het deurwaarderskantoor verzuimt vervolgens echter, om het exploot, inhoudende de opzegging van de huurovereenkomst, aan de verhuurder te betekenen. Het gevolg is dat de huurovereenkomst niet tijdig is opgezegd en de huurovereenkomst voor vijf jaar wordt verlengd. Tempo-Team wordt door de verhuurder aansprakelijk gesteld voor de verschuldigde huurpenningen ten bedrage van € 143.676,40.

Tempo-Team laat het hier niet bij zitten en spreekt vervolgens de deurwaarder aan voor de door haar geleden schade. De deurwaarder beroept zich echter op het in haar algemene voorwaarden opgenomen exoneratiebeding, dat als volgt luidt:

“De opdrachtnemer is slechts aansprakelijk voor schade, indien de opdrachtgever aantoont dat deze is veroorzaakt door opzet of grove schuld van de opdrachtnemer dan wel diens ondergeschikten”.

Hoewel de rechtbank Amsterdam oordeelde dat er geen sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van de deurwaarder, acht zij haar wel aansprakelijk voor bovengenoemde schade die Tempo-Team heeft geleden. Ondanks het gegeven dat de deurwaarder in haar algemene voorwaarden een (standaard) exoneratiebeding had opgenomen en de algemene voorwaarden door Tempo-Team waren aanvaard, achtte de rechter het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de deurwaarder een beroep op haar exoneratieclausule zou doen. Gezien de ernst van het tekortschieten van de deurwaarder in combinatie met de financiële gevolgen voor Tempo-Team is de deurwaarder volgens de rechtbank aansprakelijk voor de door Tempo-Team geleden schade.

Kennelijk heeft de deurwaarder in het onderhavige geval niet met enige regelmaat haar algemene voorwaarden door een advocaat op juistheid laten beoordelen, waardoor zij nu met een aanzienlijke schadepost zit.

Personen- en Familierecht
Kan een verlies aan inkomsten leiden tot een met terugwerkende kracht nihilstelling van de te betalen partneralimentatie?
Ingevolge art. 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud worden gewijzigd, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
In onderhavige uitspraak doet een man een beroep op dit wetsartikel. De man stelt, zakelijk weergegeven, dat zijn te betalen partneralimentatie met terugwerkende kracht op nihil moet worden gesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling voert hij als argumenten aan dat het zowel met zijn beide ondernemingen als zijn gezondheid niet goed gaat.
Bij beschikking van 8 september 2010 heeft de rechtbank Middelburg, voor zover thans van belang, bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag van € 1.580,- per maand dient te voldoen.
Op 9 april 2014 heeft de man in eerste aanleg de rechter verzocht de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 januari 2013 op nihil te stellen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen op grond dat er geen sprake is van een rechtens relevante wijziging.
De man stelt hoger beroep in. Ter zitting voert de man -zakelijk weergegeven- het volgende aan. De medio 2011 overeengekomen partneralimentatie is gebaseerd op de bedrijfsresultaten van zijn twee besloten vennootschappen over de jaren 2008 tot en met 2010. Sinds 2011 komen er echter steeds minder opdrachten binnen. Zijn inkomsten zijn aanzienlijk gedaald ten opzichte van de periode 2008 tot en met 2010, op welke periode de alimentatie is gebaseerd. Daarnaast staat de gezondheid van de man er aan in de weg om zijn werkzaamheden volledig en naar behoren uit te voeren.
Voorts deel te man ter zitting mede, dat hij thans arbeidsongeschikt is en (wegens het ontbreken van een arbeidsongeschiktheidsverzekering) leeft van de uitkering van zijn vriendin.
De vrouw betwist dat er sprake van een wijziging van omstandigheden. Zij stelt dat de jaarstukken van de onderneming over de jaren 2009 tot en met 2010 eveneens een negatief resultaat tonen. Daarbij is het resultaat over het jaar 2012 minder negatief dan in het jaar 2011. Voorts stelt de vrouw dat uit de jaarstukken is gebleken dat de man zichzelf een steeds hoger salaris heeft toegekend, hetgeen de stelling van de man -dat het steeds slechter zou gaan met de onderneming- juist ontkracht.
Het hof is van oordeel dat er per 1 januari 2013 sprake is van een wijziging van omstandigheden die noopt tot een hernieuwde beoordeling van de door de man te betalen bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw. Volgens het hof is voldoende komen vast te staan, dat de man sinds 1 januari 2013 niet in staat is enige onderhoudsverplichting voor de vrouw te voldoen. Het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie is daarom dan ook toegewezen.

Nu het hof heeft beslist dat de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met terugwerkend kracht, (vanaf 1 april 2013) op nihil wordt gesteld, dient het hof te beoordelen of en, zo ja, in hoeverre in redelijkheid van de vrouw terugbetaling kan worden verlangd van het geen reeds is uitgegeven.
Het hof heeft geoordeeld dat de betaalde bijdragen in redelijkheid niet van de vrouw -die enkel van een bijstandsuitkering leeft- kunnen worden teruggevorderd, nu het belang bij niet terugbetaling van de door de man aan haar betaalde bijdragen dient te prevaleren boven het belang van de man bij terugbetalingen van die bijdragen.

Huurrecht
Het nieuwe ROZ-modelhuurcontract kantoren 2015.
Het uit 2003 daterende modelhuurcontract voor kantoren is vervangen door de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) door een nieuw model met bijhorende algemene bepalingen (zie http://www.roz.nl/home).

Partijen kunnen voortaan in de considerans (inleiding) van het modelhuurcontract opnemen wat hen bij het sluiten van het contract voor ogen staat. Deze overwegingen kunnen een belangrijke rol spelen bij de uitleg van de bepalingen van het contract.

Verdere belangrijke wijzigingen zijn de navolgende:

  • Partijen moeten aangeven of de huurder een EnergiePrestatieCertificaat heeft ontvangen;
  • In de huurovereenkomst kunnen vaste huurperiodes worden vastgelegd. In die periode mag bijvoorbeeld alleen de huurder opzeggen. De opzegtermijn is flexibel en niet meer standaard, zoals voorheen, één jaar;
  • Partijen kunnen afspreken, dat over de waarborgsom rente moet worden vergoed;
  • In de huurovereenkomst kunnen afspraken worden gemaakt over de aanwezigheid van asbest.

Verder bevat het huurcontract algemene bepalingen, waarin de belangen van huurder en verhuurder meer evenwichtig zijn geregeld:

  • De eindafrekening van de servicekosten dient door de verhuurder binnen twaalf maanden na afloop van de huur te worden verstuurd aan de ex-huurder;
  • De boeterente is verlaagd van 2% naar 1%. De minimale boete van € 300,- per maand is echter gehandhaafd;
  • In sommige gevallen is het de huurder toegestaan de kantoorruimte onder te verhuren;
  • De verhuurder is aansprakelijk voor gebreken, die niet tijdig door hem worden verholpen.

Conclusie: Ofschoon het nieuwe modelhuurcontract meer evenwicht aanbrengt tussen de belangen van verhuurders en huurders, blijft het een verhuurdersvriendelijk model. Als verhuurder kunt u dit model dus goed gebruiken, doch als huurder verdient het aanbeveling alert te zijn op (te) verhuurdersvriendelijke bepalingen en hierover bij het aangaan van de huurovereenkomst te onderhandelen.

Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Of heeft u een andere juridische vraag? Middels de contactpagina kunt u rechtstreeks contact met ons opnemen.

In deze tweede nieuwsbrief staan een drietal rechtsgebieden centraal; het Arbeidsrecht, Personen- en Familierecht en het Huurrecht.
In het kader van het Arbeidsrecht wordt stilgestaan, dat de door veel werkgevers gebruikte standaardmodellen voor arbeidsovereenkomsten niet meer conform de huidige wet- en regelgeving zijn.
Bij het Personen- en Familierecht worden de grootste nieuwe (fiscale) wijzigingen voor gescheiden ouders aangegeven.
Afsluitend staat in het Huurrecht de vraag centraal of een huurder wel of geen hoofdverblijf in een gehuurde woning dient te hebben.

Arbeidsrecht
Indien een werkgever al geruime tijd gebruikmaakt van een standaardmodel voor arbeidsovereenkomsten, dan zijn deze sinds 1 januari 2015 niet meer conform de huidige wet- en regelgeving. Voor zowel de werkgever als de werknemer is daarom (extra) oplettendheid geboden. Hieronder staan de belangrijkste wijzigingen vermeld.

Bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor de duur van zes maanden of langer, heeft de werkgever een aanzegplicht. De aanzegplicht is een verplichting voor de werkgever om minimaal een maand voor de einddatum van de tijdelijke arbeidsovereenkomst de werknemer schriftelijk te informeren, of de arbeidsovereenkomst wordt verlengd en bij verlenging onder welke voorwaarden dit zal plaatsvinden. Wanneer de werkgever heeft nagelaten om zich aan de aanzegplicht te houden, dan is hij een vergoeding verschuldigd ter grootte van één bruto maandsalaris. Is hij te laat, dan wordt de vergoeding voor de resterende duur van de maand (naar rato) berekend. De werknemer heeft na het einde van de arbeidsovereenkomst twee maanden de tijd om op deze vergoeding aanspraak te maken. Voor zowel de werkgever als de werknemer is het daarom van groot belang om goed te kijken of de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de aanzegplicht is opgezegd.

Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die zijn overeengekomen per 1 januari 2015 mogen in beginsel geen concurrentiebeding meer bevatten, tenzij er sprake is van een “zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang” en dit voldoende door de werkgever is gemotiveerd. Aan deze exceptie worden strenge eisen gesteld. De standaardbepaling zoals deze gebruikelijk in een arbeidsovereenkomst werd opgenomen, is nu niet meer bruikbaar. Daarnaast mag voor een arbeidsovereenkomst met een periode tot en met zes maanden geen proeftijd meer worden overeengekomen.

Sinds 1 januari 2015 is op het gebied van het Arbeidsrecht veel gewijzigd. Vanaf 1 juli 2015 treden er nog meer wijzigingen binnen dit rechtsgebied op. Voor zowel de werkgever als de werknemer is daarom extra oplettendheid geboden. Laat uw (model)arbeidsovereenkomst op juistheid beoordelen en voorkom juridische problemen. Voor vragen kunt u vrijblijvend contact opnemen met mr. R.A.D. Koppelaar.

Personen- en Familierecht
Kind (en derhalve ook verzorgende partner) moet terug verhuizen wegens belemmering van de andere ouder bij de betrokkenheid van het kind.
Wanneer ouders met kinderen uit elkaar gaan gebeurt het regelmatig, dat één van de ouders dichter bij haar of zijn het werk gaat wonen of voor een nieuwe relatie gaat verhuizen naar een plaats ver van de andere ouder vandaan. Voor de niet verhuizende partner met gezamenlijk gezag kan dit tot problemen leiden. Wanneer de verzorgende partner met de kinderen vele kilometers verderop gaat wonen, kan de andere ouder belemmerd worden bij de dagelijkse betrokkenheid van het kind. Op 4 september 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:6899) uitspraak gedaan in een zaak waarin is bepaald dat het kind terug moest verhuizen, omdat door deze verhuizing de andere ouder met het gezamenlijk gezag in de omgang met het kind werd belemmerd. Doordat het kind terug moest verhuizen, hield dit impliciet ook in dat de verzorgende partner terug moest verhuizen. Wij adviseren dan ook niet met de kinderen te verhuizen en de andere ouder voor een voldongen feit te stellen. In veel gevallen leidt dit tot de verplichting om terug te gaan naar de oude woonplaats.

Het is dan ook raadzaam voorafgaand aan een verhuizing toestemming van de andere ouder te vragen en mocht deze toestemming niet worden verleend de kwestie voor te leggen aan de rechter en de rechter om vervangende toestemming voor verhuizing te vragen.

Mw. mr. M.J.S. Linssen is gespecialiseerd in het Personen- en Familierecht en heeft hier al bijna vijftien jaar ervaring mee. Graag staat zij u met raad en daad bij!

Incassokosten
Grote (fiscale wijzigingen) voor gescheiden ouders.
Op 1 januari 2015 is de Wet hervorming kindregelingen (WHK) in werking getreden. Voor mensen die kinderalimentatie betalen of ontvangen heeft dit verschillende gevolgen. Het doel van deze wet is onder meer het aantal kindregelingen van tien naar vier terug te brengen. Door het afschaffen van enkele kindregelingen is er een gegronde reden om de te betalen of te ontvangen kinderalimentatie te wijzigen. In deze bijdrage wordt voor de kinderalimentatiepraktijk de belangrijkste wijzigingen uiteengezet.

Kinderalimentatie hoe wordt het ook al weer berekend? De hoogte van de kinderalimentatie wordt bepaald door twee factoren: de behoefte van het kind en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Hoewel de behoefte van het kind wordt bepaald door allerlei individuele factoren, wordt meestal uitgegaan van de tabelbedragen vastgelegd in het rapport ‘Kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie’. Na de vaststelling van de behoefte van het kind wordt gekeken naar de draagkracht van elke ouder. Op grond van deze twee bedragen wordt (gesimplificeerd beschreven) de hoogte van de kinderalimentatie berekend.

Wat wijzigt er?
Fiscaal voordeel kinderalimentatie vervalt.
Per 1 januari 2015 is het fiscaal voordeel kinderalimentatie komen te vervallen. De alimentatieplichtige kreeg voorheen een fiscaal voordeel (‘aftrek van kosten voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar’) wanneer hij kinderalimentatie betaalde. Door het vervallen van dit fiscale voordeel, wordt de draagkracht van de alimentatieplichtige lager. Aangezien (zoals hiervoor reeds is aangestipt) de draagkracht van de onderhoudsplichtige mede van belang is voor het bepalen van de hoogte van de kinderalimentatie, is het huidige alimentatiebedrag (door het wegvallen van dit fiscale voordeel) te hoog vastgesteld.

Alleenstaande ouderkorting vervalt en de ‘alleenstaande-ouderkop’ wordt ingevoerd.
De alleenstaande ouderkorting is een fiscaal voordeel op de te betalen inkomstenbelasting voor alleenstaande ouders zonder fiscale partner. Per 1 januari 2015 is deze regeling komen te vervallen. Hiervoor komt de ‘alleenstaande-ouderkop’ in de plaats. Alleenstaande ouders die in aanmerking komen voor een kindgebonden budget komen voor deze verhoging in aanmerking. Voor het jaar 2015 bedraagt deze verhoging maximaal € 3.500,00. Het kindgebonden budget en de verhoging wordt in mindering gebracht op de behoefte van de minderjarige. Hierdoor ontstaat er een situatie waarbij er in een aantal gevallen geen behoefte meer resteert waarin de ouders dienen te voorzien. Het gevolg is dat juist bij een lager inkomen van de verzorgende ouder, de niet-verzorgende ouder minder of geen onderhoudsbijdrage voor de kinderen hoeft te betalen!

Rechtbank Den Haag
De rechtbank Den Haag heeft in drie verschillende uitspraken (9 januari 2015, 12 februari 2015 en 18 februari 2015) krachtig stelling genomen tegen de nieuwe richtlijn van de Expertgroep. De rechter oordeelde, dat wanneer de aanbevelingen zouden worden opgevolgd er in casu geen behoefte aan kinderalimentatie zou overblijven. De rechtbank vindt het maatschappelijk niet aanvaardbaar dat in de behoefte van een kind door gemeenschapsmiddelen wordt voorzien, terwijl de onderhoudsplichtige daarvoor wel de draagkracht heeft. Hoewel de rechter in deze uitspraken blijk heeft gegeven van een andere rechtsopvatting, dient wel de kanttekening te worden gemaakt: ‘één zwaluw maakt nog geen zomer’.

Vermoedt u dat de regeling ook van invloed is op uw situatie neem dan contact op met mr. Marjo Linssen.

Huurrecht
Op 9 december heeft de kantonrechter in Amsterdam (HR 9 december 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:8277) een interessante uitspraak gewezen in een zaak waarin de vraag centraal stond: moet een huurder hoofdverblijf in een gehuurde woning hebben?

In het kort de feiten. Een verhuurder verhuurt in één pand meerdere etages. Na het ontstaan van een lekkage op een verdieping blijkt dat één van de huurders incidenteel in zijn woning woonachtig is. Deze huurder blijkt het grootste gedeelte van het jaar bij familie in Marokko te wonen en heeft daarom bij zijn energieleverancier een zogenaamd ‘leegstandstarief’ aangevraagd. De verhuurder stelt dat de huurder in strijd met de verplichting heeft gehandeld om zich als een goed huurder te gedragen.

In art. 7:213 BW is bepaald, dat een huurder verplicht is zich als een goed huurder te gedragen. Deze verplichting is een ruim begrip. Als uitgangspunt heeft te gelden, dat de huurder in geval van (langdurige) afwezigheid feitelijk de verantwoordelijkheid voor het gehuurde blijft dragen. Ook dient de huurder er op toe te zien, dat de woning niet verloedert of anderszins in waarde vermindert.

Sinds 2005 heeft de rechter zich al vaker over de vraag moeten buigen, of een huurder op grond van art. 7:213 BW een hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben. In de wet (en veelal in de algemene huurvoorwaarden) is meestal geen verplichting opgenomen, dat de huurder hoofdverblijf in het gehuurde dient te hebben. Toch heeft de verhuurder in casu -wegens een drietal redenen- er een belang bij, dat het gehuurde object voor het grootste gedeelte wordt bewoond. Ten eerste is het beter voor de woning wanneer het met enige regelmaat wordt verwarmd. Ten tweede dient bij calamiteiten op korte termijn te kunnen worden gehandeld. Als laatste reden wordt aangevoerd, dat bij langdurige leegstand het risico op krakers wordt vergroot.

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat, in deze omstandigheden, de huurder in strijd met de verplichting om zich als een goed huurder te gedragen heeft gehandeld. De huurder kan namelijk niet aan zijn verantwoordelijkheid voor het gehuurde dragen. Het onbewoond laten van de gehuurde woning kan een schending van de verplichting tot een goed huurderschap opleveren. Gezien bovengenoemde omstandigheden heeft de rechter geoordeeld, dat de huurder een wanprestatie jegens de verhuurder pleegt en wordt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst van het gehuurde vanwege de tekortkoming in de nakoming toegewezen. De verplichting van een huurder om zich als een goed huurder te gedragen, geldt niet alleen voor de huur van woonruimte. Ook een huurder van een winkelruimte dient zich conform deze ruime verplichting te gedragen.

Gezien de lacune in de wetgeving ten aanzien van de verplichting tot het hebben van een hoofdverblijf in het gehuurde, is het raadzaam om bij het opstellen van de huurovereenkomst c.q. algemene huurvoorwaarden hier extra aandacht aan te besteden. Mr. R.A.D. Koppelaar is gespecialiseerd in de (ver)huur van zowel particuliere woningen als bedrijfsruimten. Voor meer informatie kunt u vrijblijvend contact met hem opnemen.

Heeft u vragen naar aanleiding van het bovenstaande? Of heeft u een andere juridische vraag? Middels de contactpagina kunt u rechtstreeks contact met ons opnemen.